De staat van de Eredivisie in 50 trainingen (blog 2/3)

Afgelopen half jaar bekeek en analyseerde ik vijftig trainingen in de Eredivisie van veertien trainers. Ik zag de heren Ten Hag (FCU), De Jong, van Bronckhorst, Van den Brom, Stegeman, Hake, Verbeek, Pusic, Pastoor, Advocaat, Van ’t Schip, Fraser, Van der Gaag en Groenendijk aan het werk. Ik bekeek ook trainingen van De Gier en Lijnders in de Jupiler league. Van bijna iedereen zag ik meerdere oefensessies waarbij ik alles opschreef dat ik kon waarnemen. Ik noteerde o.a. trainingsvormen, lengte, rustpauzes, lichaamstaal, interactie en de hoorbare inhoudelijke aanwijzingen.

Persoonlijk verwachtte ik dat er op “ons” hoogste niveau bijzonder efficiënt, gestructureerd, inhoudelijk specifiek en vanuit een duidelijke visie getraind zou worden. Ik durf echter op basis van mijn feitelijke waarnemingen te concluderen dat er in trainingsaanpak op het hoogste niveau ongelofelijk veel winst te behalen valt. In een vier- tot zesdelige blog ga ik beschrijven wat ik als rode draad zag en trek een kleine parallel tussen bedrijfsleven en voetbalwereld. Dat doe ik om te laten zien hoe andere ogen naar situaties op het veld kunnen kijken.

De samenwerking tussen hoofdtrainer en assistenten

Stelt u zich voor dat u telefonisch verkoper bent op een werkvloer met vijfentwintig collega’s, vier managers en de “baas”. Het is maandagochtend en de jongste manager krijgt de taak om alle medewerkers voor te bereiden op een goede verkoopdag. Om de medewerkers warm te laten draaien, gaan twee collega’s verkoopgesprekjes tussen verkoper en klant oefenen. Lastig voor de manager om ieders’ aandacht vast te houden en alle gesprekjes goed te begeleiden. Eén collega manager neemt drie specialisten apart om hen te instrueren. De jongste leider blijft met tweeëntwintig man zitten. Hulp van de andere twee managers en de baas zou welkom zijn … maar die staan in een hoekje met elkaar luidruchtig en om de beurt proppen papier in een prullenbak te gooien. Als het lukt is de hilariteit hoorbaar en zichtbaar voor alle andere 27 aanwezigen. Dolle boel!

Warming up

Op een Eredivisie-trainingsveld kwam ik bovenstaande situatie tegen. Het lijkt normaal en overal te gebeuren. De warming-up, loop-, trap- en rompstabiliteitsoefeningen worden door de fysieke trainer uitgevoerd. Drie keepers trainen apart met de keeperstrainer. De warming-up wordt door een deel van de tweeëntwintig spelers niet goed uitgevoerd maar de betreffende specialist is niet in staat om hen allemaal voldoende te begeleiden in zijn eentje. De hoofdtrainer en zijn twee assistenten helpen hem niet. Ze zijn aan de andere kant van het veld luidruchtig latje aan het trappen – dit zag ik bij ADO. Enkele weken later blijkt dat er blessures zijn in de selectie. Hoofdtrainers typeren dit meestal als pech. Had het met een andere aanpak niet voorkomen kunnen worden?

Alleen bij Excelsior zag ik bij een training de voetbal-assistent de fysieke trainer assisteren. Een parcours met zes verschillende kracht- en stabiliteitsvormen werd door de groep afgewerkt. Elke trainer begeleide twee onderdelen.

Pass- en trap of positiespelletjes

Na de warming-up wordt de groep standaard in twee of soms drie groepen verdeeld. De fysieke trainer verdwijnt van het veld. Een pass- en trapvorm of een positiespel volgt. De assistent-trainers gaan beiden ieder bij een groepje staan kijken en doen soms zelf mee. De hoofdtrainer staat op een afstandje stil toe te kijken en houdt de tijd bij. Hij helpt de spelers niet en ook richting zijn collega trainers wordt niets gezegd. De assistenten geven de eigen groepen vooral complimenten en moedigen aan. Specifieke inhoudelijke aanwijzingen ontbreken terwijl deze de spelers zouden helpen. Over het inhoudelijke aspect van trainingen in een latere blog meer.

De eindpartij

In het laatste deel van de oefensessie – het grote partijspel – komt de hoofdtrainer in actie. Hij spreekt voor aanvang de gehele groep toe in een monoloog (over didactiek volgt nog een blog). Dan maakt de hoofdcoach twee groepen: de basisspelers en de reserves. De eerste groep begeleid hij altijd zelf en het 2e team wordt in meerderheid van de gevallen door de assistent(en) gecoacht. Als de bal aan het rollen is, staan de trainers aan de zijkant van de eigen helft van de spelers. Ik had verwacht ook de keeperstrainer in een actieve rol te zien achter het doel van een keeper, maar dat gebeurde zelden.

Meestal werd er een serie van drie tot vijf wedstrijdjes van een minuut of tien gespeeld. Daartussen altijd pauzes van twee minuten. Deze rustmomenten zijn de ideale gelegenheid met de spelers in gesprek te gaan. Zeker omdat situatief coachen nauwelijks toegepast wordt (Ik zag het welgeteld negen keer in vijfenzeventig uur trainingen). Enkele hoofdtrainers benutten de rusttijden om het basisteam toe te spreken maar deze trainers waren eerder uitzondering dan regel.

De uitzonderingen

Het kwam ook voor dat de assistenten alleen op buitenspel of uitballen moesten letten. Dit werd bijvoorbeeld aan de assistenten van ADO gevraagd, maar zij gingen met elkaar een balletje overspelen langs de lijn. Eén speler riep er geërgerd wat over richting deze heren (had de hoofdtrainer dat niet moeten doen?). Hij kreeg er vervolgens op zijn plat Haags in woord en gebaar stevig van langs. De voetballer hield vervolgens wijselijk zijn mond.

Advocaat en de Gier lieten gehele trainingen volledig aan hun assistenten over en stonden zelf stil te kijken. Ook Ten Hag en Van ’t Schip hadden op enkele trainingen geen rol van betekenis. Ik begrijp dat je assistenten het gevoel wilt geven dat zij een keer de verantwoordelijkheid dragen. Maar waarom niet zelf dan de rol van assistent aannemen? Of in ieder geval actief mee doen?

Bij FC Twente zag ik een training van Verbeek. Bij de eindpartij gebruikte hij de pauzes om zijn basisteam minuten lang toe te spreken. Ondertussen lieten de drie (!) assistenten de reserves aan hun lot over. Deze spelers stonden ongemakkelijk te wachten tot het spel weer hervat zou worden.

Als ‘beste uit de test…’

De meest effectieve inzet van een staf die ik zag, gebeurde bij twee hoofdcoaches (Van den Brom en Stegeman): Een hoofdtrainer en een assistent coachten de basis-elf tijdens de partij. In de rustpauzes namen ze de groep apart om hen aanwijzingen te geven. De tegenpartij werd door een 2e assistent nauwgezet begeleid en ook in de rust toegesproken als groep. Vooral Reekers bij Heracles leek daarin een goede job te doen. De keeperstrainer stond achter één van zijn keepers aanwijzingen te geven. Bij Stegeman werden ook nadrukkelijk individuen toegesproken door hemzelf en de drie assistenten als er even gerust werd. Dit gebeurde direct al bij de opkomst op het veld en verder verspreid over de trainingen.

Presentatie op het veld

Als trainers de spelersgroep tijdens een training toespreken, gebeurt dat op verschillende manieren. Bijna overal is er bij aanvang op het veld even een kort kringgesprek waarbij de hoofdtrainer het woord neemt. Aan de houding van de spelers is veel af te lezen. Is er discipline en interesse? Weet de trainer de aandacht vast te houden? De leukste interactie zag ik bij Van der Gaag die oprecht geïnteresseerde vragen stelde aan zijn spelers. De humor kwam vanzelf vanuit de groep. Dan begin je prettig. Verder zag ik trainers die spraken zonder wat te vragen. De aandacht verslapt dan vaak zichtbaar, zeker als het lang duurt. Overigens heeft niet iedereen vooraf een gesprek met de groep op het veld. Wellicht doen ze dat binnen?

Als je naar de houding van de trainers zelf kijkt dan valt het volgende op. De handen blijven veelvuldig in de zakken bij het toespreken van de groep. Ook bij aangename temperaturen. Naar de grond kijken tijdens het praten, zag ik ook een aantal keren. Advocaat is daar een voorbeeld van. Hoe komt dat over op een spelersgroep? Ik zag ook een trainer die midden tussen zijn groep ging staan en dus een deel van zijn spelers achter hem had. Maar de mooiste manier zag ik bij Van ’t Schip. Hij stak met de handen in de zakken het veld over met de rug naar zijn groep toe. Geïrriteerd riep hij aanwijzingen zoals, “eentje komen, eentje diep, maak de juiste keuzes…”

Terug naar de vergelijking met het bedrijfsleven en de salesafdeling: Ziet u het al voor u? De manager van de verkoopafdeling loopt de ruimte door in zijn nette pak. Hij heeft zijn handen in de zakken, de rug naar de verkopers toe en roept “meer bellen, meer verkopen, doe je best!” Vervolgens draait hij zich om, kruist hij de armen over elkaar en gaat hij al leunend tegen de muur kijken hoe zijn medewerkers aan het werk zijn.

De emotie

Trainers die erg boos zijn op de spelersgroep, ik zal er nooit aan wennen. Nagenoeg elke hoofdcoach zag ik één of meerdere keren verhit reageren als er volgens hem iets niet naar wens verliep. Meestal volgde een korte of langere donderpreek over (winnaars-)mentaliteit, beleving, inzet of focus. Voor mij zijn dat vage begrippen waar een speler weinig mee kan. “Willen winnen en desnoods gaan zijn tanden eruit” riep Pusic bij een corner die niet goed weggewerkt werd door één van zijn spelers. In plaats van het op de emotie te richten, waarom coachen de trainers niet specifieker op inhoud? Waarom vraag Pusic niet aan zijn verdediger wat hij beter had kunnen doen bij het verdedigen van de corner?

Ook spelers mogen zich realiseren dat er soms kinderen langs de kant staan te kijken. (Of moeten trainers hun spelers daarop wijzen?) Bij Utrecht onder Ten Hag waren er momenten dat er door spelers agressief op elkaar werd gereageerd met het nodige “fuck dit en fuck dat”. Dat was voor enkele jonge (<10 jaar oud) kinderen zeer goed zichtbaar en hoorbaar. En vooral kinderen doen na wat zij van hun helden zien. Enige beheersing mag worden verwacht.

Verbeteren

Als er gestructureerd, vanuit een gedetailleerde visie, consequent, didactisch goed, met een effectief samenwerkende staf en inhoudelijk goede specifieke aanwijzingen gewerkt wordt, krijgt een oefensessie hoog rendement en volgt groei vanzelf. Dat is mijn overtuiging.

In het aspect samenwerking in de trainersstaf zijn nog wat stappen te maken in de Eredivisie. Dat is geen verwijt maar een constatering. Waarom bijvoorbeeld niet vooraf zorgen dat er één duidelijk trainingsdoel is waar alle trainers de gehele training mee bezig zijn? Of dat ieder staflid met een duidelijke taak bij elke oefenvorm op het veld staat? Als trainers alle oefenvormen afstemmen op één doel dan kan er gericht getraind worden. Dat verhoogt de efficiëntie van trainingen. Het is voor mij vreemd dat dit niet vanzelfsprekend is.

 

In de volgende blog o.a. aandacht voor didactiek. Hoe brengen de trainers hun visie over op hun spelers?